– na vaticanum-II 1966-1981


<=terug   [chronol.]   verder=>

NA VATICANUM-II 1966-1981

(de plaatsing op deze site is in voorbereiding)

Zoals in de meeste RK-kerken, hebben de uitkomsten van het tweede Vaticaans concilie directe gevolgen gehad voor het interieur van onze kerk en de viering van de liturgie. Dit concilie was bijeengeroepen door paus Johannes XXIII en vond plaats te Rome van 11 oktober 1962 tot 8 december 1965. Het doel was de opbloei van het christelijk leven en het herstel van de eenheid onder de christenen.

Enkele gevolgen voor de Heilig Hartkerk:
In onze kerk werd het rechterzijaltaar voor het hoofdaltaar geplaatst en verdween het koor van het enkele meters hoge zijschip. Het koor en de organist namen achter de communiebanken plaats en werden aldus zichtbaar voor de kerkgangers. Verder werden de communiebanken afgezaagd, waardoor de kerkgangers meer betrokken werden bij het gebeuren op het altaar. Het zingen in de eigen landstaal werd gepropageerd en ook andere instrumenten dan het pijporgel mochten worden gebruikt ‘mits zij passen bij de waardigheid van een godshuis en dienen tot stichting van de gelovigen.’ In veel kerken werden jongerenkoren met combo’s opgericht en werden er voor de jeugd de befaamde beatmissen gehouden. Zo ook in de Heilig Hartkerk.

In de beginperiode, direct na het tweede Vaticaans concilie, werd er volop geïmproviseerd in de Heilig Hartkerk. Zo werd een tafel gebruikt als vooraltaar totdat het rechterzijaltaar was losgemaakt en voor het hoofdaltaar was gezet. Ook hebben delen van de afgezaagde communiebanken nog een tijdlang dienst gedaan als extra tafel of afscheiding op het altaar.

Het tweede Vaticaans concilie heeft natuurlijk niet alleen gevolgen gehad voor het interieur (dit was slechts een afgeleide van de nieuwe denkbeelden), maar voor de gehele liturgie, ja, zelfs voor de definiëring van parochies. Was vroeger een parochie het werkgebied van een pastoor, waar de pastoor zijn inkomen uit haalde, en waaruit hij tevens de kapelaans en de huishoudster uit diende te betalen; na het concilie werd de parochie gedefinieerd als geloofsgemeenschap. De pastoor bleef natuurlijk aan het hoofd van de parochie staan, maar de herdefiniëring was meer dan alleen symbolisch. In geloofszaken behield de pastoor een doorslaggevende stem, maar in zaken die niet het geloof betroffen (gebouwen, verhuur, financiën) was voortaan sprake van collegiaal bestuur in de parochie. De pastoor heeft in die zaken één stem in te brengen, waarbij wel aangetekend moet worden dat bij conflicten de pastoor en de rest van het bestuur gehouden zijn aan het proberen om op één lijn terecht te komen. Bij blijvend conflict beslist nog steeds de bisschop.

(de plaatsing op deze site is in voorbereiding)

<=terug   [chronol.]   verder=>

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *