ARCHITECTUUR


ARCHITECTUUR     <=terug

(de plaatsing op deze site is in voorbereiding)

Algemeen
Eerst enige cijfers. De Kerk telde bij oplevering ruim 1000 zitplaatsen, nu ruim 650. De lengte van het langschip is 45 meter, de breedte 18 meter, en de hoogte 22 meter. De toren is vijftig meter hoog. Het complex rust op 700 betonnen heipalen van 19 meter lang. De eerste heipaal ging in 1925 de grond in en in 1927 werd het gebouw opgeleverd. De bouwperiode loopt van november 1925 tot december 1926. Het interieur was in de eerste week van januari 1927 voldoende gereed, waarop de kerk ´voorlopig´ werd ingezegend.

De vorm van de kerk is een kruis, waarvan de lange balk wordt gevormd door het langschip, en de korte balk door het dwarsschip. De kerk op een centraal punt in de wijk, aan een rotonde, waar alle grote straten van de wijk uitkomen. Dit is het hoogste punt van de wijk en de kerk is verreweg het grootste en hoogste bouwwerk van de wijk. Voor het passerend scheepvaartverkeer op de Nieuwe Maas is het van oudsher een baken. Doordat de kerk met de voorzijde tegen een dijk is gebouwd, liggen de andere drie zijden van het kerkgebouw een stuk lager. Hierdoor ontstond er onder de kerk een groot souterrain van 4,5 meter hoog.
 
Links van de kerk bevindt zich een grote pastorie, van de kerk gescheiden door de toren. Toren en pastorie zijn in dezelfde bouwstijl als de kerk. Geruime tijd geleden had de kerk een eigen tuin rond het souterrain, maar deze grond is enkele jaren terug verkocht aan de gemeente Schiedam. Aan de achterzijde, op dezelfde hoogte als de dijk, bevindt zich tussen de pastorie en de kerk nog een stenen terras met een kleine pastorietuin.

Bouwstijl
Het ontwerp van de kerk is geïnspireerd op bouwwerken van de Amsterdamse School. Deze stijl kwam rond 1920 op en de kenmerken ervan zijn: veel en kleurrijk gebruik van baksteen, een expressieve en plastische vormgeving (in plaats van rechte stijve muren, bezitten de bouwwerken een bepaalde kromming), een rijke schaduwwerking en een overvloedige decoratie, vaak uitgevoerd in steen. Het uiterlijk van bouwwerken volgens de Amsterdamse school vertoont zogenaamde ‘eerlijke’ materialen, zoals steen, hout, glas. Staal en beton werd lelijk gevonden, en moest onzichtbaar blijven.

Van de grote kerken uit het begin van de 20e eeuw, is in Schiedam alleen de Heilig Hartkerk nog over. In 1988 is de uit 1932 stammende protestantse Julianakerk aan de BK-laan gesloopt. Een tweede kerk in de Gorzen, de Bethelkerk (1926) vond haar einde in 1981. In Schiedam staan uit dezelfde periode nog slechts twee kleine kerkgebouwen overeind: de Hoeksteenkerk op de hoek Warande/BK-laan uit 1923 en het kerkgebouw uit 1933 van het Apostolisch Genootschap aan de Stadhouderslaan (nu: sportschool).

Wat zien we van de bouwstijl van de Amsterdamse school terug in de Heilig Hartkerk? Rode baksteen is rijkelijk aanwezig, evenals hout en glas. De betonnen en stalen constructie is aan het oog onttrokken. De lijnen zijn niet recht, maar sierlijk gebogen (‘paraboolvorm’). Wegens de slechte financiële positie van de parochie zijn in het uiteindelijke ontwerp veel versieringen zijn wegbezuinigd. Van een ‘overdadige versieing’ is in de Heilig Hartkerk dus geen sprake.

De zojuist genoemde boogvorm komt overal terug in de kerk: binnenzijde langschip (grote ruimte), de openingen naar beide zijden van het dwarsschip, de uiteinden van het dwarsschip, het koor (de ‘triomfboog’ boven het altaar), de 3 grote ramen (voorgevel, 2x dwarsschip), de 16 kleinere ramen, zelfs de twee kleine nisjes aan de zuidzijde van het koor, en vlak erbij, in het langschip), en de deuren. Ook in het patroon van de tegelvloer is de paraboolvorm te zien.

Aan de buitenzijde van de kerk is de paraboolvorm terug te vinden in de torenspits, in het voorportaal, in versierselen op deuren en – natuurlijk – in de ramen. Voor de rest is de buitenzijde van de kerk vrij strak gehouden, in tegenstelling tot een schets die Groenewegen in Nederlands Indië maakte, waar de paraboolvorm zelfs aan de buitenzijde van het dak terugkomt.
 
Bezuinigingen
Omdat de oorspronkelijke begroting lager uitviel dan de som waarvoor de bouwaannemers de klus wilden aannemen, moest er flink in het ontwerp van de Heilig Hartkerk worden geschrapt. Enkele voorbeelden zijn: de toren werd korter uitgevoerd en kreeg geen koperen spits, maar werd met dakleien bedekt. (De koperen spits zou door oxidatie na enkele jaren een lichtgroene kleur hebben gekregen, vergelijkbaar met het torentje van het stadhuis in Rotterdam en met kerktorens in andere havensteden, zoals Hamburg.)
De bogen in de kerk moesten eenvoudiger worden uitgevoerd (in plaats van steen werd het stalen skelet aan het zicht onttrokken door dunne houten platen). De oortspronkelijke wenteltrappen die naar de balkons van de dwarsschepen leidden, werden ‘recht’ uitgevoerd. Waarschijnlijk is er ook bezuinigd op het aantal heipalen. Verder zijn verschillende bakstenen versieringen komen te vervallen. De meeste bakstenen versieringen zijn nog te zien in de toren, in het kleine kruis aan de achterzijde van de kerk (het grotere kruis aan de voorzijde van de kerk is bij het vernieuwen van de voorgevel in 1964 niet meer herbouwd), en de ramen in de voorgevel.

Voorgevel
Zoals in het jubileumboek te lezen is, zijn er twee keer werkzaamheden aan de voorgevel uitgevoerd. In 1933/1934 zijn 9 betonnen pulspalen met betonnen steunberen toegevoegd ter ondersteuning van het voorportaal. In 1964 kwam er een nieuwe voorgevel. Het voorportaal werd verwijderd, en de 2 kapellen gewijd aan Maria en Liduina werden verplaatst naar de binnenzijde van het langschip. Als gevolg hiervan moesten een aantal rijen banken worden verwijderd. Met het teruglopen van het kerkbezoek en de verplaatsing van het koor en de orgelpijpen, werden ook de bankenrijen onder beide balkons van het dwarsschip verwijderd, zodat de kerk momenteel nog zo’n 650 plaatsen telt.

Tevoren werd deze sierlijke vorm ook elders toegepast, ondermeer door de Deense architect A. Rosen in diens Palladshotel in Kopenhagen (1910). Ook de kozijnen en deuren zijn in de stijl van de Amsterdamse School gedetailleerd.

Aan het interieur van de kerk hebben verschillende kunstenaars meegewerkt. Beeldhouwer Keuzekamp maakte het hoofdaltaar, C.J. Breve de communiebanken (naar ontwerp van Groenewegen).

De architect Groenewegen heeft behalve het gebouw, de belangrijkste delen van het interieur ontworpen. Zoals het hoofdaltaar (tombe van traffertin-steen, de trappen van gepolijst hardsteen), en -van dezelfde materialen- ook de communiebanken (afbeelding-9). Ook de doopvont en enkele kandelaars zijn naar een ontwerp van Groenewegen uitgevoerd. Oorspronkelijk waren zowel onder het beeld van Jozef als Maria kleine zijaltaren.De twee grootste gebeurtenissen die een negatieve invloed hebben gehad op de oorspronkelijke uitvoering zijn(1) de werking van de dijk, waardoor de voorgevel van de kerk moest worden vervangen en daardoor veel van zijn sierlijkheid verloor. Behalve het voorportaal zijn ook de tuinmuurtjes en zijkapellen hierbij naar binnen verplaatst. En de klimop is van de voorgevel verwijderd.(2) het tweede Vaticaans Concilie in de jaren zestig was goed voor de katholieke gemeenschap maar had nadelen voor de eenheid van het gedeelte rond het hoofdaltaar. Het rechter zijaltaar werd verplaatst naar voren, waardoor de symmetrie en de verbinding tussen de drie altaren – tot uiting komend in de grote beelden, de altaarstukken en de indeling van de altaartrappen – verdween. Het koor verhuisde – na afwisselend gezongen te hebben op de balkons in de dwarsschepen – naar de plaats onder het Jozef-beeld en maakte zo meer onderdeel uit van de vieringen. Ook de speeltafel en het kerkorgel werden verplaatst, waarbij extra zitplaatsen kwamen te vervallen.De communiebanken zijn korter gemaakt, opdat de kerk meer betrokken zou worden bij de gebeurtenissen op het altaar. Helaas is men destijds hierbij niet zachtzinnig te werk gegaan, waardoor de communiebanken beschadigingen hebben opgelopen. En in een poging om het zwarte hardsteen van het altaar te ontdoen van vuil, is door het gebruik van een verkeerd schoonmaakmiddel ook de oorspronkelijke glans verdwenen.Dit is slechts een constatering, geen pleidooi voor terugkeer naar de oorspronkelijke vormgeving. Immers: het interieur moet de boodschap dienen, en de boodschap is tegenwoordig dat het kerkvolk deelneemt aan de vieringen in plaats van toeschouwer te zijn aan het tafereel. Een breuk met de situatie van vóór de jaren zestig, waar de priester met zijn gezicht naar het altaar en de rug naar het volk Latijnse gebeden prevelde. In de jaren zestig en zeventig werd de Dienst van het Woord van achter het vooraltaar verzorgd, en de Dienst van de Eucharistie bij het hoofdaltaar. Tegenwoordig wordt het hoofdaltaar nog slechts gebruikt om kandelaars en bloemversieringen op te plaatsen.

Sociale achtergrond van versierselen
Verschillende onderdelen van de kerk verwijzen naar een boodschap die de kerkgangers impliciet te verstaan werd gegeven. De Gorzen was (is?) een arbeiderswijk “Het Rode Bolwerk”, gelegen tussen vele scheepswerven, en heeft altijd een aparte plaats in Schiedam ingenomen. CITATEN: (“De bewoners van de Gorzen vormen van oudsher onder de Schiedammers een afzonderlijke groep, zooiets als een zelfstandige stam met eigen zeden en gewoonten en met bijzondere, kenmerkende karaktereigenschappen” burgemeester Stulemeijer 1930. De gemeentelijke stadsgids uit 2004 spreekt van de Gorzen als de “Schiedamse Jordaan”.) Boze tongen zeggen dat één van de redenen van de bouw van de Gorzenkerk was dat de wat sjiekere kerken in Schiedam-West (Frankenlandse kerk) en het centrum (Havenkerk en Singelkerk) niet meer overspoeld werden met het arbeidersvolk uit de Gorzen. Deken mgr. Trier van Rotterdam zei in 1918 bij de inwijding van het noodgebouw en pastoor Warnink dat “het zielenheil van de volkrijke arbeidersbuurt om deze parochie vroeg”.In de kerk wordt in het interieur de boodschap gegeven dat het arbeidersvolk zich kan verheffen door devotie en in het hiernamaals gelukkig kan zijn. De kunstwerken zijn vrijwel allemaal ontstaan in de crisistijd (na 1929), toen er onder de arbeiders veel ellende en werkeloosheid heerste. De tegelvloer heeft al een specifieke symboliek. Behalve de ook hier aanwezige paraboolvorm, vertellen de kleuren ook iets. De kerkbanken worden begrensd door een rij zwarte tegels: in deze banken zit het grauw, het volk. Naarmate je verder van de kerkbanken komt en meer naar het altaar, worden de kleuren lichter. Dus: door zich te richten naar het altaar, de priester, naar God, kunnen de arbeiders zich verheffen (uitleg van de kunstenaar Wim Adolfs in 1930). De schildering van Adolfs naar de Apocalyps van Johannes is ook somber. Om de Christenen aan de vooravond van de grote Romeinse vervolgingen moed te geven, schreef Johannes een brief aan verschillende gemeenschappen, met daarin een visioen dat aan de Christenen de uiteindelijke overwinning in de hemel belooft. Het is verleidelijk om een parallel te trekken met de crisistijd eind jaren twintig die de arbeiders in de Gorzen trof: ‘na dit aardse tranendal is er nog hoop’.De H.Hartparochie heeft lange tijd ook specifieke pastoors gekend, die gekenmerkt werden door eenvoud en een arbeidersmentaliteit: “niet lullen maar poetsen”. Voorbeelden zijn Vis in de jaren dertig, Kragtwijk na de oorlog en Donkers (bijnaam: “Don Camillo”) in de jaren 60 en 70. Eenvoud en geen overbodige opsmuk. De H.Hartkerk staat in de wijk waar die thuishoort.

WIM ADOLFS
De beeldend kunstenaar Wim Adolfs (Amsterdam 1903 – Neuengamme 1945) heeft de Heilig Hartkerk verrijkt met enkele bijzondere kunstwerken. Hij werd in 1903 te Amsterdam geboren, volgde daar de Kunstnijverheidsschool, vertrok in 1929 naar Schiedam, en stierf in 1945 in een Concentratiekamp. In de beginjaren ’30 heeft hij in Schiedam gewerkt.

(de plaatsing op deze site is in voorbereiding)

<=terug

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *