– de steenen kerk 1918-1927


<=terug   [chronol.]   verder=>

DE STEENEN KERK 1918-1927

Plannen
Die nieuwe kerk bleek hard nodig. Het houten kerkgebouw was weliswaar knus en gezellig, maar als het regende dan regende het volgens de overlevering in de kerk net zo hard als buiten. Parochianen schenen bij die gelegenheden met paraplu op in de kerkbanken te zitten.

En, toegegeven, het klinkt een beetje raar in de huidige tijd, de kerk werd te klein…..


Prentbriefkaart van het interieur van de ´houten Kathedraal van de Gorzen´

In het archief is een prentbriefkaart opgedoken, die het interieur van de noodkerk toont met daaronder de spreuk:
                      Wil met Uw goud
                      dees kerk van hout
                      veranderen in een steenen


Het eerste ontwerp van de ´RK-Kerk van het Allerheiligste Hart van Jezus te Schiedam´
was van de hand van Pierre Cuypers. Deze kerk telde drie schepen.

Twijfel over de bouw van de Steenen Kerk
De eerste pastoor van de parochie, Warnink, had in 1916 de opdracht gekregen een parochie in de Gorzen op te richten, met een eigen kerk. In augustus 1917 werd eerst een houten noodkerk aangeschaft. Architect Van Gils uit Rotterdam zou een stenen kerk ontwerpen. In 1919 overleed Van Gils plotseling, waarna zijn weduwe de bevriende architect Pierre Cuypers in de hand nam om het werk te voltooien. Cuypers maakte twee ontwerpen, waarvan het tweede in 1924 groen licht kreeg van het bisdom en de gemeente Schiedam. Zelfs in een aparte toegang ingeval van hoogwater was voorzien. Echter, de bouwsom was 50.000 gulden hoger dan de draagkracht van de parochie toeliet. In november volgde een gesprek van deken Schraag met pastoor Warnink en architect Cuypers. Warnink liet weten tegen het karwei op te zien, waarop de deken hem verwees naar bisschop Callier. In brieven in december 1924 en januari 1925 drong Cuypers nog aan om een beslissing te nemen om-dat de aannemers zich dreigen terug te trekken. Pastoor Warnink zou dit niet meer meemaken; in januari werd hij overgeplaatst naar de rustige parochie Achthuizen. Zijn hart bleef in de Gorzen, zo zou nog diverse keren blijken.

Pastoor Warnink was, volgens zijn omgeving vooral door zijn beminnelijkheid en arbeidslust, geliefd bij veel parochianen. Toen hij na zeven jaar werd overgeplaatst naar de rustiger parochie in Achthuizen op Overflakkee, kwam dat voor vele parochianen onverwacht. Kort na zijn overplaatsing gingen honderden oud-parochianen uit de Gorzen hem op een zondag, per boot, opzoeken om hem te huldigen. Een veelsproken tocht die bijna fataal afliep, omdat de kapitein de vaarroute niet goed kende. Maar Warnink ging niet weg zonder iets na te laten. In zijn jaren in Schiedam trok hij er op uit, predikte in andere kerken, en wist zo geld in het laatje te krijgen. Zo werd er op zondag 13 maart 1921 in de drie parochiekerken van Schiedam een collecte gehouden ‘met open schaal’. De opbrengst ging naar de nieuw te bouwen kerk in de Gorzen. 2218 gulden en 70 cents werden er opgehaald, waarvan het grootste deel in de Singelparochie.

Pastoor Möller en architect Groenewegen
Als nieuwe pastoor van de Gorzen werd Möller benoemd. Hij kwam op 30 januari 1925 de parochie in. Deken Schraag laat hem weten: “De kerk moet er spoedig komen. Dat wil de bisschop.” “De nieuwe pastoor heeft een half jaar om te denken en een heel jaar om te bouwen.”
Möller ging voortvarend van start. Op 1 februari werd hij geïnstalleerd en nog voor zijn eerste vergadering met het kerkbestuur had hij al contact opgenomen met de hem bekende architect Han Groenewegen. Deze liet weten 50.000 gulden te kunnen besparen op de bouw van de kerk, zodat de prijs rond de 125.000 gulden zou komen te liggen.
Möller vernam dat een grote besparing kon worden ingeboekt indien de kerk niet tegen een dijk zou worden gebouwd. Weliswaar is de plek op de hoek van de Lekstraat en Rijnstraat stedebouwkundig schitterend gelegen, maar het bouwen tegen de Maasdijk bracht extra financiële problemen met zich mee voor de straatarme parochie. Alleen de onderbouw zou al op 70 à 80 mille komen. Pastoor Möller informeerde bij de gemeente of er niet een ander stuk grond in de Gorzen te koop was om er de kerk op te bouwen. De gemeente Schiedam wilde echter niet meewerken aan een nieuwe plaats voor de kerk. Wel deed de gemeente het aanbod  om gratis het puin te leveren waarmee de gewelven van de kerk volgestort konden worden.
Pastoor Möller besloot Groenewegen een geheel nieuw ontwerp te laten maken. De kerk moest 1000 à 1200 zitplaatsen tellen. “Eenvoud moet sieren. De beperkte middelen laten bovendien niet anders toe.” Aldus Möller.

Model in klei van de H.Hartkerk, februari 1925

In 1977 maakte pastoor Donkers een herinneringsalbum ter gelegenheid van het gouden jubileum van de H.Hartkerk. Vele foto´s voor het album haalde hij uit andere foto-albums. En de geschiedenis herhaalt zich: ook dit fotoalbum blijkt grotendeels leeggehaald. Eén interessant fotootje werd over het hoofd gezien. Dit zat verborgen tussen de kaftbladen. Blijkens een bijschrift dateert de foto uit februari 1925, geplakt op een door architect Han Groenewegen aan pastoor Möller geschreven ansichtkaart.
Het is moeilijk om verschillen te ontdekken tussen het kleimodel uit februari 1925 en de uiteindelijke “steenen kerk” in 1927. Een korte opsomming: de voorgevel is gespiegeld, in het hoofdportaal is de paraboolvorm meer doorgevoerd dan in het uiteindelijke gebouw en de hoekkamers zijn prachtige kamers geworden met vele ramen in plaats van ruimtes met slechts twee smalle raampjes. En de extra oplopende muur geheel links van de pastorie is nooit uitgevoerd.
Terugkijkend blijkt Groenewegen de H.Hartkerk eind februari 1925 in slechts enkele dagen te hebben ontworpen, inclusief het kleimodel. En uiterlijk zijn er daarna nauwelijks (zichtbare) verande-ringen doorgevoerd. Voorwaar een prestatie!
 

Rond het kleimodel
Nog dezelfde maand ontwierp Groenewegen een grote kerk in moderne stijl, maakte een kleimodel en stuurde een foto van het model op naar pastoor Möller. Deze was enthousiast en organiseerde een bijeenkomst van het kerkbestuur in de Haagse wo-ning van architect Groenewegen. Het bestuur vergaderde rond het kleimodel en gaf Groenewegen opdracht om het uit te werken in gedetailleerde bouwtekeningen. Op de eerste dag van mei 1925 reisde Groenewegen – samen met de officieel nog steeds bij de bouwplannen betrokken architect Cuypers – naar Schiedam om de nieuwe tekeningen aan het kerkbestuur te tonen. Na wat kleine wijzigingen werd het ontwerp goedgekeurd.
Het kerkbestuur probeerde nog met architect Pierre Cuypers, wiens plan na de aanbesteding geen doorgang had gevonden, een regeling te treffen. Maar ondanks toezeggingen van Groenewegen, dat er geen salaris voor twee architecten zou worden gerekend, werd het aan Cuypers betaalde bedrag nooit meer teruggestort. Zo krabbelde de penningmeester van de parochie eind 1927 op een half jaar tevoren op schrift gestelde toezegging van Groenewegen.

Bezuinigingen
In mei 1925 kwamen pastoor Möller en deken Schraag tot de conclusie dat de financiële situatie van de parochie weliswaar zorgelijk was, maar niet zo hopeloos als eerdere berichten luidden. De bisschop was duidelijk: de kerk kon, nee: moest worden gebouwd! De parochie moest haar best doen om de schuldlast zo laag mogelijk te houden. Dat betekende dus weer: bezuinigingen.
Een opsomming: de kerk wordt twee meter minder breed en geschikt voor 1000 kerkgangers. De pastorie wordt verkleind. De altaartrappen worden niet gebogen uitgevoerd, maar recht. De spanten worden niet van steen voorzien, maar met hout betimmerd. De torenspits wordt van hout en de koperen platen worden vervangen door leien. Het parool: “solide en goed bouwen, geen zuinigheid die de wijsheid bedriegt, maar wat onnodig is blijve achterwege.” Sommige bezuinigingen gingen het bestuur te ver. Zo werd de toren niet verkort tot 8 (!) meter. Ook bleven de zijkoren behouden.
In september 1925 konden de aannemers inschrijven op de bouw van de H.Hartkerk. In oktober volgde de bisschoppelijke goedkeuring en de volgende maand startte de bouw.
Ook in deze laatste fase van de opdrachtverstrekking weifelden enkele kerkbestuurders nog. De schuldenlast zou toch wel hoog worden. Deken Schraag hield de bestuurders herhaaldelijk voor toch vooral hun pastoor te blijven steunen in zijn beslissingen aangaande de kerkbouw.

De bouw
Groenewegen ontwierp niet alleen de gebouwen, ook het hoofdaltaar, de communiebanken (een geschenk van de parochianen), de houten zitbanken, en de hoofdkandelaars zijn van zijn hand. Ir. C. H. van Ameron was uitvoerend ingenieur. De heer Krijn uitvoerder en de heer Kurvers opzichter. Volgens het contract met de aannemer zou de kerk worden opgeleverd op 15 oktober 1926. Lang bleef onzeker of dat zou lukken.

In november 1925 werd het werk begonnen in de sneeuw. Dat was het begin van veel ellende. Er ontstond een meningsverschil tussen de aannemer en de architect over de belasting van de houten palen, tot uiteindelijk de directeur van bouw- en woningtoezicht, Van Praag, een uitspraak deed en besloot dat elke paal belast mocht worden met 8,5 ton.

De laatste paal ging op 19 maart 1926, versierd met bloemen, de grond in. Op 10 juni 1926, ’s avonds om 9 uur, werd het kruis geplaatst op de plaats waar het hoogaltaar zou komen. Er waren voor deze gelegenheid veel mensen op de been, bruidjes droegen het kruis en de pastoor bad de litanie van het Heilig Hart en de akte van toewijding. Een dag later werd de eerste steen ingemetseld door deken A.J.C. Schaag

Juli 1926, de ijzeren spanten werden opgericht en zo werden de eerste contouren van de kerk zichtbaar…

Zonder slag of stoot ging het allemaal niet. In oktober lieten de leien voor het dak, die uit België moesten komen, op zich wachten. Maar in december 1926 was het dak dicht.

De inwijding die plaats zou hebben met Kerstmis kon niet doorgaan; er moest nog teveel aan het interieur van de kerk worden gedaan. In deze periode kwamen heel wat mensen naar de bouw kijken. Als de jeugd de kans kreeg langs de bewaker te glippen, beklommen zij, voor zover bekend zonder vervelende gevolgen, de toren.

Op 6 januari 1927 kwam pastoor Warnink over om de laatste H. Mis in het houten kerkje op te dragen. Deken A.J.C. Schraag zegende de nieuwe kerk voorlopig in, zodat deze gebruikt kon worden. Pastoor Möller droeg de eerste Heilig Mis op in een volle kerk. In een plechtig lof werd er ’s avonds afscheid genomen van het houten kerkje. Na het lof bracht pastoor Möller de Eucharistie over naar de nieuwe kerk. Tekenend voor de vooruitgang was dat dit gebeurde in een auto. Geknield legden de pastoor en zijn assistenten de weg naar de nieuwe kerk onder doodse stilte af. Mensen knielden neer op het moment dat de stoet voorbij kwam.

Bij de kerk stonden schoolkinderen met bloemen te wachten. Terwijl de Eucharistie naar het tabernakel werd gebracht, zong men ‘Rex Clementissime’.


De Heilig Hartkerk met toren in aanbouw (deze foto is genomen op 8 januari 1927)

Pontificale inwijding
Het werk werd voortgezet en zonder ongelukken voltooid. Eindelijk kon de kerk op 23 juli 1927 worden ingewijd door Mgr. Callier, de bisschop van Haarlem.

De weergoden waren die dag niet gunstig gezind. De plechtigheden vonden plaats onder een stortregen. Vele geestelijke en burgerlijke autoriteiten waren aanwezig bij de pontificale hoogmis. Pastoor Warnink celebreerde ’s avonds een plechtig lof, waarbij pastoor Möller een feestpreek hield.


De Heilig Hartkerk op de hoek van de dijk (Lekstraat/Rijnstraat) in 1927

De schenkingen die gedaan werden bij de inwijding van de nieuwe kerk, staan opgetekend in een gedenkboek, met de datum van de schenking en een omschrijving van wat er werd geschonken en wie de weldoener was.

Hieronder enkele voorbeelden:

Op 5 januari 1927 schonken de collectanten nieuwe collectezakken, zonder bel,

(de bel onder de oude zakken diende ervoor om in gebed verzonken parochianen er op te attenderen dat zij hun gift konden geven)

Op 6 januari 1927 schonk het echtpaar Van de Drift de klokken, Maria (C) en Petrus (A), vervaardigd in Londen.

Op 16 april 1927 (paaszaterdag) werd een witzijden tabernakelbekleding geschonken., vervaardigd door Zuster Fabina? en betaald van de spaarpenningen van de kleine Gorzeneesjes.


Souterrain, onderkerk, kelder, crypte

De dijk waartegen onze kerk gebouwd is, bezorgde de parochie grote financiële problemen, maar leverde de parochie ook een groot souterrain op.
Het gebruik van de kelder kent een rijke historie. Een aantal begrippen: kapel, parochieruimte, toneelvereniging, zangkoren, bewaarschool, bibliotheek, jongerensoos. Opmerkelijk is dat er in het ontwerp van de kerk eigenlijk helemaal niet was voorzien in benutting van de ruimte onder de kerk.

Volstorten met puin zou zonde zijn
In de vorige Gorzenklok heeft u kunnen lezen over de eerste ontwerpen voor de H.Hartkerk. De kerkvloer van daarvan was lager geprojecteerd dan die van de huidige kerk. Er was zelfs sprake van een aparte toegang in geval van hoogwater, als de vloedplanken aan de hoofdstraat het water onvoldoende zouden kunnen keren (zoals in 1953!). Dat was niet meer nodig in het uiteindelijke ontwerp van Han Groenewegen. Hij had de kerkvloer op dezelfde hoogte ontworpen als de dijk, die de Lekstraat immers is. De ruimte onder de kerkvloer zou worden opgevuld. Vlak voor de start van de bouwwerkzaamheden in november 1925, reageerde het kerkbestuur nog verguld over het aanbod van de gemeente Schiedam om gratis het puin ter beschikking te stellen waarmee de ruimte onder de kerkvloer kon worden volgestort. “Dit zal dus de bouwkosten ten goede komen”, zo melden de notulen van het kerkbestuur van oktober 1925.
In maart 1926 was de bouw al behoorlijk gevorderd. Het heien was klaar en er werd nu gebouwd aan de bovengrondse betonnen constructie die de kerkvloer, de toren en de pastorie moesten dragen. De vloer en de muren van de betonnen kelder onder de pastoriekeuken waren al gereed en duidelijk zichtbaar waren nu de afmetingen van de ruimten onder de pastorie en de kerk, waarvan de vloeren zich op dezelfde hoogte bevonden als de achterliggende bebouwing aan de Hoofdstraat. De “onderkerk” volstorten met puin zou eigenlijk zonde zijn. De ruimten konden prima voor parochiedoeleinden worden gebruikt. Een oplossing voor jeugdclubs die nu nog in de boerenstal van een van de kerkbestuurders bijeenkwamen. Het (katholieke) verenigingsleven in de Gorzen zou zeer gebaat zijn bij eigen onderkomens.


Bouw van de kelderdelen van de H.Hartkerk. In het midden: fundering van de toren, aan de rechterzijde wordt aan het plafond van de pastoriekelder gewerkt. Links de houten schutting bovenop de dijk (Lekstraat). De foto is genomen in april 1926, vanaf de plaats in de onderkerk waar later het podium zou komen.

De Liduina-crypte
Op 25 maart 1926 besluit het kerkbestuur om de 3,40 meter hoge ruimte onder de kerk te benutten als “Patronaatsgebouw.” Er wordt een offerte aangevraagd bij aannemer Internationale Betonbouw Breda. Op de bestuursvergadering van 14 mei meldt pastoor Möller de meerkosten voor het “maken van ijzeren ramen, koekoeken, deuren, enz: voor de som van f 1200.- welks meerdere uitgaven met algemeene stemmen worden gevoteerd.”
De werkzaamheden worden naar ontwerp en onder leiding van architect Groenewegen uitgevoerd. De kerk was al een paar maanden in gebruik, toen in maart-april 1927 een 12 cm dikke betonvloer werd gelegd in de kelder. En in het najaar van 1927 was de ruwbouw voltooid. Groenewegen was op dat moment al geëmigreerd naar Nederlands Indië, maar bleef middels brieven in contact met pastoor Möller. De laatste gaf de onderkerk de plechtige naam “H. Liduina-Crypte”, te gebruiken “als Parochie-huis of parochie-zalen voor de doeleinden die samenhangen met apostolaat en zielzorg.”


Het souterrain onder de kerk. De betonnen vloer is nog niet gestort. De foto moet daarom worden gedateerd tussen juli 1926 en maart 1927

Langdurige afbouw van de onderkerk
De derde pastoor van de parochie, Pastoor Vis, kijkt in het Registrum Memorialis terug op de werkzaamheden aan de kelder: de uiteindelijke kosten aan deuren en ramen bedroegen: f 1275,-. De 12 cm. dikke vloer van dubbelgewapend beton, nodig om de ruimte vochtvrij te houden viel prijzig uit: f 4800,-. Waarna er nog minstens 2 jaar gewerkt is aan “de bruikbaarmaking en afwerking”.  Dit laatste gebeurde onder leiding van de in 1929 in de parochie gekomen “Wim Adolfs, kunstschilder, beeldhouwer, enz.” Pastoor Vis schrijft vol lof te zijn over twee timmerlieden uit de parochie die in hun vrije tijd veel werk in het souterrain hebben verricht. “Maar toch ook die afbouw heeft nog veel, veel geld gekost (…), gelet op de zeer hooge kosten van dit kelder-vereenigingsgebouw zou men hieromtrent willen zeggen: Difficile est satiram non scribere.” (Moeilijk is het geen satire hierop te schrijven.) Begin jaren dertig stond de teller voor de ramen, deuren, kozijnen, betonvloer, metselwerk, stucwerk en timmerwerk van het souterrain op f 9741,69, exclusief het interieur.


Een van de eerste activiteiten in de Liduina-Crypte: de retraitekapel, nov.1930 – jan.1931. Het podium waarop de communiebank en het  altaar staan, is nog steeds aanwezig!

Elk nadeel heb z´n voordeel (maar ook nog meer nadelen…)
Pastoor Vis kwam in 1932 in een prachtige kerk met mooie parochiezalen, echter, aan de medaille zat nog een andere kant. De bouwkundig dure ligging van de kerk aan de dijk leverde een voordeel op: het souterrain. Of, zoals een bekend voetballer pleegt te zeggen: “elk nadeel heb z´n voordeel”. Maar dat is niet het hele verhaal. Want de werking van de vermaledijde dijk veroorzaakte grote scheuren in de muren van de kerk, die de parochie diep in de financiële zorgen drukten. Deze problemen waren een kleine veertig jaar na het begin van de bouw pas voorbij, toen in 1964 de gehele voorgevel van de kerk werd vervangen.

<=terug   [chronol.]   verder=>

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *